Het lichaam maakt eiwitten via een proces dat eiwitsynthese wordt genoemd. Dit proces bestaat uit twee belangrijke stappen: transcriptie en translatie.
-
Transcriptie: In de celkern wordt de genetische informatie die in het DNA zit, gekopieerd naar een boodschapper-RNA (mRNA). Dit mRNA fungeert als een soort "recept" voor het maken van eiwitten.
-
Translatie: Het mRNA verlaat de celkern en komt terecht in het ribosoom, een soort fabriekje in de cel dat eiwitten maakt. In het ribosoom wordt het mRNA "gelezen" en vertaald naar een specifieke volgorde van aminozuren. Dit gebeurt met behulp van tRNA (transfer-RNA), dat aminozuren aanvoert en aan het mRNA koppelt volgens de juiste volgorde.
De keten van aminozuren die zo wordt gevormd, vouwt zich vervolgens in een specifieke driedimensionale structuur, wat resulteert in een functioneel eiwit.
Bij het proces van synthetiseren van eiwit is een correlatie tussen zwavelhoudende aminozuren erg belangrijk, te weten:
De correlatie tussen eiwitvorming en zwavelhoudende aminozuren is belangrijk, omdat zwavelhoudende aminozuren essentieel zijn voor de structuur en functie van veel eiwitten in het lichaam. Er zijn twee belangrijke zwavelhoudende aminozuren: cysteïne en methionine.
-
Cysteïne: Cysteïne bevat een zwavelatoom in de vorm van een thiolgroep (-SH). Deze thiolgroepen kunnen zich verbinden met andere cysteïnemoleculen door zogenaamde disulfidebruggen (S-S-banden). Disulfidebruggen spelen een cruciale rol in de driedimensionale vouw van eiwitten, waardoor het eiwit de juiste structuur krijgt die nodig is voor zijn specifieke functie. Bij veel eiwitten, zoals enzymen en antilichamen, zorgen deze bruggen ervoor dat het eiwit stabiel blijft onder verschillende omstandigheden.
-
Methionine: Methionine is het eerste aminozuur in de meeste eiwitsyntheses, omdat het fungeert als de initiator-molecule voor de translatie van mRNA naar eiwit. Methionine heeft ook een zwavelatoom in zijn structuur, maar in tegenstelling tot cysteïne vormt het geen disulfidebruggen. Het speelt echter een belangrijke rol bij de initiatie van eiwitsynthese en kan in bepaalde gevallen ook betrokken zijn bij methylatieprocessen in cellen.
Samengevat, de aanwezigheid van zwavelhoudende aminozuren zoals cysteïne en methionine in een eiwit is cruciaal voor zowel de structuur als de functie van het eiwit. Disulfidebruggen zorgen voor stabiliteit en de juiste vouwing, terwijl methionine helpt bij het opstarten van de eiwitsynthese.
Peptiden spelen tevens een essentiële rol in de vorming van eiwitten doordat ze de bouwstenen vormen waaruit eiwitten zijn opgebouwd. Een peptide is een korte keten van aminozuren, en wanneer deze ketens langer worden (meerdere peptiden aan elkaar gekoppeld), vormen ze een polypeptide. Een polypeptide kan vervolgens in een specifieke driedimensionale structuur vouwen om een functioneel eiwit te vormen. Kortom, peptiden zijn de tussenstap in het proces van het vertalen van genetische informatie naar een functioneel eiwit.
Voorbeeld van een eiwit in 3D!
